ZWEM- & WATERPOLOVERENIGING Nijkerk

header02.jpg

Instagram pagina Zwem- en Waterpolovereniging NijkerkFacebook pagina Zwem- en Waterpolovereniging NijkerkTwitter pagina  Zwem- en Waterpolovereniging Nijkerk

 

Nijkerk aan zee - Inpoldering - de geschiedenis

Ik vroeg mij af waarom het zwemwater bij het vroegere buitenwater ‘Nijkerk aan zee’ werd afgekeurd en waarom Flevo dus moest gaan verhuizen naar de zwembaden in de regio.

Ik sprak hierover met Wil Kraai-Labots en Henk Klok en vroeg mij af hoe dat toch zat daar ‘bij Zee’. Waarom moest het natuurbad in de jachthaven weg? Ja vanwege de slechte waterkwaliteit en zo…. maar wat gebeurd er zoal en waarom? Vroeger interesseerde me geschiedenis niet veel. Maar ja kleintjes worden groot en zo ga je op onderzoek uit en kom je via Henk Klok bij Wil Kraai-Labots en dan uit bij Theo Slijkerman. Theo was hier van zeer veel waarde omdat zijn vader een directie functie had bij de aanleg van de polders. Dus mede dankzij Theo, Wil en Henk (en mijn eigen gekte) is dit inmiddels een heel artikel geworden.

 

En een gave ontdekking waar toch de naam Flevo vandaan kwam. Lezen jullie mee?

 

De Romeinen die over Flevum schreven hadden het niet zo op dit water: "als ze ’s nachts met hun boten stil lagen in het meer, kon het zo maar gebeuren dat een drijvend eiland, soms met bomen en al, de boten raakte", zo schrijft Plinius in zijn Naturalis. Historia.

 

1) Flevo en Almere: moeras en meren (0-1200 na Chr.)

De Noordoostpolder is een IJsselmeerpolder, aangelegd dus in het IJsselmeer, dat in 1932 is ontstaan door afsluiting van de Zuiderzee. Maar die Zuiderzee is er niet altijd geweest. Er is een tijd geweest dat hier helemaal geen zee was maar grote stukken veenland waar mensen woonden. Bij de Zuiderzeewerken is eigenlijk geen land veroverd op de zee, maar heroverd. In het zuiden van het Zuiderzeegebied bevond zich rond het begin van onze jaartelling het meer Flevo. In het noorden, waar de rivier Flevum door een groot laagveengebied stroomde, was moerasachtig land. In de 4e eeuw na Chr. werd dat land door de slechte afwatering onbewoonbaar. Maar toen de zee zich rond het jaar 1000 terugtrok, kwam land boven dat weer bewoond werd. In de 13e eeuw verdween ook dat gebied, en werd het Almere (zoals het Flevomeer was gaan heten) Zuiderzee.

Van de vroegste bewoning van het Zuiderzeegebied zijn alleen archeologische resten gevonden. Pas de Romeinen, die hier rond het begin van de jaartelling kwamen, gaven de eerste beschrijving van dat gebied. Wat zij zagen was een rivier die een noordelijke vertakking van de Rijn vormde. Die rivier noemden zij Flevum. In het zuiden van het latere Zuiderzeegebied had die rivier zich verbreed tot een meer dat Flevo lacus werd genoemd, ‘meer aan het Flevum’. Deze verbogen vorm van Flevo is gebruikt voor de naam van de polders Oostelijk en Zuidelijk-Flevoland, die ongeveer liggen waar vroeger dat meer was. (Voor de echte geïnteresseerde doorlezer nog twee alinea’s met meer informatie maar dat kan je ook overslaan en naar hoofdstuk 2 gaan)

 

Een groot veenlandgebied

Het water stroomde uit dat grote meer Flevo in een kleiner meer, dat zich bevond waar nu de zuidoostelijke hoek van de Noordoostpolder is, dus ten westen van Vollenhove. De zuidwestelijke helft, inclusief Schokland en Urk, vormde onderdeel van een groot veenlandgebied, dat aan het vasteland vastzat. Ten noorden van dat veenlandgebied was ook weer een meer, zodat dat veenlandgebied een schiereiland vormde. Later werd dit een echt eiland, toen het water van het Flevum ook aan de andere zijde van Urk doorbrak. Misschien was dat eiland het eiland Flevo (‘eiland aan het Flevum’), maar helemaal zeker is dat niet.

Flie of Vlie

De inheemse bewoners van de streken rond de rivier Flevum en het meer Flevo, en van het eiland Flevo spraken een Germaanse taal. In die taal heette Flevum Flie of Vlie. De beginmedeklinker varieert bij de latere schrijvers, zoals deze ook in de huidige dialecten nog altijd varieert. Nog altijd verlaat het water van het IJsselmeer de Waddenzee via de Vliestroom, langs het eiland Vlieland. Flevoland en Vlieland zijn dus in wezen dezelfde naam, alleen heeft de eerste een Latijns element, en de tweede een Germaans element. De naam Vlie of varianten daarvan komen we ook nog tegen in Flehite, de oude benaming voor het lage land rond Amersfoort, Fela Oua (gouw aan de Vlie; hieruit is Veluwe ontstaan) en Fulnaho (hoogte aan de Vlie; Fulnaho is de oude naam voor Vollenhove).

 2) De Zuiderzee droog maken?

In 1667 werd door Hendric Stevin al plannen gemaakt om, in navolging van de Beemster, de Schermer, de Purmer en andere meren, ook de grote Zuiderzee droog te malen en in te polderen. Tot de negentiende eeuw was dit echter (in technisch opzicht) niet realiseerbaar. De komst van de stoommachine, voor het eerst benut bij de Haarlemmermeer, gaf hoop, maar gaf ook nieuwe problemen: waar zou het geld voor zo'n groot karwei vandaan moeten komen? Maar hoe konden ze de Zuiderzee bedwingen, die in open verbinding stond met de getijden en waar grote rivieren op afwaterden??

 

Dr. Cornelis Lely (1854-1929) - Bedenker van het Zuiderzeeproject.

Cornelis Lely, die in 1891 zijn plannen indiende en ze in 1918 door het parlement wist te loodsen, was in beide opzichten wel succesvol. Zonder hem zouden de Zuiderzeewerken, en dus ook de Noordoostpolder, er niet geweest zijn. Halverwege de negentiende eeuw lukte het dan toch om de Haarlemmermeer droog te krijgen. Dat was te danken aan die nieuwe uitvinding: de stoommachine. Toen die succesvol ingezet bleek te kunnen worden voor het wegpompen van grote watermassa's, begon men het idee te krijgen dat de nieuwe techniek ook wel eens de oplossing zou kunnen zijn voor de grote binnenzee in het hart van Nederland.

In 1886 was ingenieur Lely samen met J. van der Toorn, als technisch adviseur in dienst getreden van de in dat jaar na de stormvloeden van 1884 en 1885 opgerichte Zuiderzeevereniging. Hun opdracht was een plan te maken voor de inpoldering van de Zuiderzee. Achter het bureau maakte Lely zijn berekeningen. In een boot voer hij over de Zuiderzee om metingen te doen: waar bestond de bodem uit vruchtbare klei, geschikt om er landbouwgrond van te maken? Waar was de bodem zand, niet de moeite en de kosten van het inpolderen waard? Lely zelf heeft die laatste twee grote werken niet meer meegemaakt. Op 22 januari 1929 overleed hij terwijl hij achter zijn bureau zat te werken. Op de Afsluitdijk staat zijn standbeeld. In de Wieringermeer is een gemaal naar hem genoemd, in Oostelijk Flevoland zelfs een hele stad ‘Lelystad’. In de Noordoostpolder is er alleen de Minister Lelysingel, een korte straat en fietspad aan de rand van Emmeloord. Het wapen van de gemeente Noordoostpolder draagt, als bij alle Zuiderzeegemeenten, een Franse lelie die verwijst naar dr. Lely. Maar dat is het dan ook. Geen monument, geen standbeeld, zelfs geen plaquette.

 

Foto van het dichten vh laatste gat in de Afsluitdijk: laatste fase van de bouw/aanleg op 28 mei 1932

3) Aanleg Oostelijk en Zuidelijk Flevoland

Na de Noordoostpolder begonnen de waterbouw-aannemers met de aanleg van Oostelijk Flevoland. Deze polder moest de bevolking van de overvolle Randstad opvangen. De steden in Noord- en Zuid-Holland werden zo vol dat er nieuw land nodig was voor woningbouw en recreatie.

Na het voorspoedig aangelegde Oostelijk Flevoland in 1957 volgde al snel het Zuidelijke in 1968. In 1986 wordt het zelfs de 12 provincie ‘Flevoland’.

In een gesprek met Henk Klok vertelde hij mij zijn herinneringen aan het zwemmen ‘aan zee’ en de inpoldering: ‘Tegenover waar Flevo zijn wedstrijden speelden werd in de wei een groot gebied klaargemaakt voor het maken en verwerken van alle materialen die nodig waren bij de aanleg van de sluis en de polder (dus ongeveer op de plek van de huidige jachthaven De Zuidwal). Hier werden onder andere de grote matten van wilgentakken samengesteld. Deze matten, kraagstukken genoemd, werden drijvend naar de overkant van het water gevaren, naar de plaats waar de dijk in aanbouw was. Daar werden ze verzwaard met stenen en afgezonken op de al aanwezige buitenranden van de dijk. De matten beschermen de onder water de taluds van de dijk.

Henk en zowel Wil hadden hier een redelijk goed geheugen want het klopte aardig.

 

In mijn uitvoerige en openhartige gesprek met Theo Slijkerman werd mij stukje voor stukje duidelijker hoe zulke supergrote projecten werden aangepakt. Theo heeft hier een heel archief van en heeft hierover ook artikelen geschreven en lezingen gegeven (Stichting Museum Oud Nijkerk).

Ik mocht zijn foto-archief zien en heb met zijn hulp okay gekregen voor het gebruiken van enkel foto’s van ook anderen hier in dit artikel. De foto’s zullen in dit artikel niet zozeer chronologisch geplaatst zijn en ook niet altijd betrekking hebben op Nijkerk op zich maar meer om te laten zien hoe iets in zijn werk ging.

Maar goed vroeger stroomde er door beweging (en een beetje eb en vloed) regelmatig vers water door de haven. Door de aanleg van de dijk en de inpoldering zelf, werd dit nu dus grotendeels geblokkeerd door deze ‘aarden muur’ van de Flevopolder. Ongetwijfeld zal groei van de industrie (en de daarbij horende vervuiling) hier ook een handje aan hebben bijgedragen.

 

 

Wil Kraai: ‘In 1963 was die super koude winter! Het hele IJsselmeer was bevroren. We gingen achter de dijk schaatsen tot zover we konden’.

 

 

1963-1965 De nog droge bouwput voor de Nijkerkersluis en brug. De inpoldering is begonnen!

 

1963-1965 De Nijkerkersluis en brug zijn al gereed.

Nederland is een land gevormd door het water. De Nederlanders hebben moeten leren om te gaan met dat water, maar hebben het water ook naar hun hand weten te zetten. Zo werd een deel van de Zuiderzee ingepolderd. De zee die ook van groot belang voor ons land is geweest voor de scheepvaart en visserij. Het grootste kunstmatige eiland ter wereld zou er uit de zee verrijzen. De woelige zee werd omgetoverd in vruchtbare grond voor de landbouw, maar al spoedig zag men ook mogelijkheden om de groeiende bevolking van de Randstad te huisvesten. Inmiddels wonen meer dan 300.000 mensen op dit eiland.

 

4) De Blocq van Kuffeler

 In 1960 werd aangevangen met de inpoldering van Zuidelijk Flevoland. Na het gereedkomen van de ringdijk werd een groot gemaal ontworpen door Spruit om de polder droog te malen Gemaal ‘De Blocq van Kuffeler’. Op 18 oktober 1967 werd het gemaal in werking gesteld en enkele maanden later op 29 mei 1968, kwam de polder al op -4,20 NAP droog te vallen.

De Hoge- en de Lage Vaart worden apart bemalen, dit maakt de Blocq van Kuffeler een dubbelgemaal. De splitsing van de twee wateren, geeft het gemaal zijn markante wigvormige uiterlijk ‘als ware het de brug van een schip.’ Het machinegebouw is op de kruin van de dijk geplaatst, om eenvoudig materiaal aan te kunnen leveren. In en om het gebouw zijn hiervoor speciale kranen aangebracht. De dieselpompen zijn recent vervangen door elektrische versies, waardoor automatisering mogelijk werd. En nog steeds pompt het grootste gemaal van Nederland het overtollig regen- en kwelwater het Markermeer in!

 

 

Nijkerkersluis
De waterkering Nijkerkersluis, is tussen 1963 en 1965 gebouwd om de oostelijke Randmeren tegen hoogwater vanuit het Markermeer te beschermen. De kering bestaat uit een schutsluis voor de scheepvaart en een serie spuisluizen om het waterpeil te reguleren. Over de waterkering loopt de provinciale weg N301, om een verbinding te vormen tussen de nieuwe polder en het ‘oude vasteland.’

 

Knarsluizen
Vanwege financiële redenen, is de Flevopolder niet in een keer aangelegd en drooggemalen. Oostelijk Flevoland is tussen 1950 en 1957 aangelegd, daarop volgend is tussen 1959 en 1968 Zuidelijk Flevoland ingepolderd. Dit maakte van de Knardijk een slaperdijk, mocht een van de dijken doorbreken, dan loopt slechts de helft onder. Om scheepvaart mogelijk te maken en daarnaast te kunnen delen in gemaalcapaciteit, is de Knardijk op twee plaatsen onderbroken en zijn de Hoge- en Lage Vaart van Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland op elkaar aangesloten. Om de waterkerende functie van de dijk te waarborgen, zijn daarom in de knardijk twee sluizen aangebracht: de Hoge- en de Lage Knarsluis. Deze sluizen staan vrijwel altijd open, maar kunnen door grote schuiven worden afgesloten in het geval van een dijkdoorbraak.

5) Na de drooglegging van Zuidelijk Flevoland

 Langzaam veranderd ook deze drooggelegde grond. In de jaren zestig veranderen de opvattingen over de inrichting van de IJsselmeerpolders. Er zijn dorpen en steden en daar komen steeds meer mensen te wonen die krijgen meer vrije tijd en gaan meer verdienen. Ze hebben behoefte aan goede wegen en recreatie. De klinkerweg de Knardijk als ontsluitingsweg voor Lelystad wordt onmogelijk en de Larserweg wordt in 1968 als de nieuwe verbinding tussen Lelystad en Harderwijk in gebruik genomen. Ook de autosnelweg A6 tussen Almere en Amsterdam en de spoorlijn tussen Almere en Lelystad komen. Om Oostelijk Flevoland aantrekkelijk te maken worden naast agrarisch gebied ook daar bossen en recreatieterreinen aangelegd. Zo is Flevoland klaar voor de toekomst!

 

Aanleg van de dijk van Lemmer naar Urk in het kader van aanleg Noord-Oostpolder 21 juni 1938.

 

Voor een filmpje over de drooglegging van de Noordoostpolder in de jaren 40 zie: 

https://youtu.be/JyHI9HzkLeY

 

Met dank aan: Henk Klok, Wil Kraai-Labots, Theo Slijkerman waar ik hele goede en fijne gesprekken mee gehad heb om dit artikel te kunnen maken.

 

Goos Drenth,  februari 2024.

==============================================================================

 

Nijkerk aan zee (ca.1965 – ingekleurde foto)

 

Bronvermelding

Voor de bronvermeldingen geef ik graag aan dat dit artikel is geschreven met aandacht maar vooral met het oog vanuit een Flevo-lid met de interesse voor zijn club uit Nijkerk. Het is dus niet commercieel. Ik heb getracht iedere bron te vermelden. Mocht ik iets niet hebben vermeld dan is dat niet mijn bedoeling geweest.

 

Bronvermelding foto’s door Topotijdreis.nl, Onnes, Aero-Camera, K.L.M. Aerocarto n.v. (Bewerking door T.Slijkerman), Jan Cozijnen en de kraagstukken van Evert v.d. Brink.

Bronvermelding: Schema’s en tekeningen: Dienst der Zuiderzeewerken. Pruntel, H. (2016). Knardijk, een cultuurhistorische verkenning. Rapport provincie Flevoland. Nieuw Land Erfgoedcentrum, Lelystad, 2016, HKV Lijn in water, Field Factors. Nut en noodzaak van de Knardijk. Verkenning Waterveiligheid en kansen voor Ruimtelijke Ontwikkeling. Uitgave van Waterschap Zuiderzeeland en provincie Flevoland (http://www.flevolanderfgoed.n)  http://kaart.flevoland.nl/cultuurhistorie en https://www.canonnoordoostpolder.nl.

Wil je meer informatie over de Knardijk en Oostelijk Flevoland kijk dan eens naar de betreffende URL van het basisdocument_knardijk_meer_dan_een_dijk-min-1.pdf.

Goos Drenth - februari 2024.